Tijdskind

Tijdskind

Ik ben de namiddag. Je hebt geen kind aan mij in het strijklicht. Schuimerend dwaal ik door mijn voornemens zonder te bukken om ze te rapen.

Ik ga pas naar bed als de dag sluit, het glas weer leeg is en de blaar van hete thee tot rust is gekomen.

In bed is het slechts horizontaal door de tijd ademen. Tot nu toe is geen dag mijn laatste gebleken.

 

‘Zal ik je duwen?’, verschrikt een mannenstem mijn oren waar net nog bladeren in ritselden.

Klokslag vraagteken snijdt het smoezelige touw in mijn armen. Ze klemmen mij aan de rest van de schommel waarop ik, piepklein, notities voor mijn Blog zit te maken. Ik kan hem niet zien, mijn duwer. Daar zijn de grote handen weer. Te vroeg, mijn longen wijzen de actie af. Mijn blauwe laarzen spartelen tevergeefs boven de zanderige bodem. Afremmen faalt. Honden hebben er blij gegraven. Mijn mobiel schuift met geopend bestand tussen mijn kruis en knieën heen en weer.

“Neeéé, niet doen!’, herstel ik me matig assertief, waarna hij een slag overslaat alvorens nog harder te duwen. Hij lacht schor. Ik neem me voor om mannen die zichzelf ongevraagd leuk vinden voor altijd te haten. De zitting onder mijn billen klapt, ik geef een schreeuw, bekentenis van angst, warm als bedplassen.

Fanatiek knijp ik mijn ogen dicht tegen hoogtevrees, vergeet de wereldse communicatie en in een flits zijn daar mijn vader’s handen in mijn smalle rug. Hoger, hoger, bijna horizontaal tussen de palen, de hoogste van de buurt. Ik durf niet, wil niet. Op zulke momenten wil ik niet later dan nu groot zijn. 

Nu heb ik niets met flitsen. Je kunt er niet bij stil staan, het licht zich autonoom uit het bevattingsvermogen en je hebt het nakijken. Tijd gaat snel als je het middelpunt bent. Ik was rap aan het samenvallen met de middelpuntvliedende aandrijfriemen van de tijd die dan ook tot stilstand komt. Zie daar je ervaringen maar eens op tijd in te slingeren om er nog iets in te verdisconteren zonder dat het spaak loopt.

Tijd gaat razen als het lijf leidt. Ik houd me vast omdat ik er heel af wil. Achter mijn oogleden holt mijn moeder naar binnen om papa’s fototoestel te pakken.

Daar hing ik. Daar ging ik, er is niets zweverigs aan. Ik word een kramp, heen en weer geslingerd tussen ouders die mij stoerder willen dan ik ben. Ingezwachteld verdriet dat ik aan de straatstenen niet kwijt zal raken. Ongooglebaar stukje ik.   

  IMG_6246   IMG_6244   IMG_6246          

                                                                                                                      i.WAL 2014

Plaats een reactie